En ma schaap en Samira hadden veel bekijks en Sam huppelde
rond op de heuvels samen met haar broertjes en zusjes. Op enig moment toen ze
weer eens in de buurt van haar moeder was om te vragen of ze nog een slokje te
drinken kon krijgen, mekkerde ze zachtjes tegen ma:
‘als dit allemaal een avontuur is, dan wil ik nog wel even
door, want die mensen die rondom ons lopen zien er toch wel heel lief uit. Hoeveel
zouden het er wel niet zijn, je kunt ze haast niet tellen, het lijkt wel een
kudde. En mamma, wat me opvalt, ze lijken toch wel verschrikkelijk veel op
elkaar.
Hoe weten ze nou wie wie is?’
‘Ja kind,’ zei ma, ‘ik snap ook niet hoe ze dat doen, want
wij zijn toch allemaal heel verschillend al zien de mensen dat dan weer niet.
Daarom hebben we ook allemaal van die vreemde nummertjes in, die bovendien ook
nog verschrikkelijk zeer doen bij het aanbrengen en door onze smalle oortjes
heel vaak onze oren laten uitscheuren’. ‘Ja mamma, gelukkig zijn mijn oren nog
heel, maar ik ken een paar lammetjes die er niet uitzien met die vreemde
dubbele oortjes. En waar moet nou een nieuw nummer komen in zo een raar oor?’
‘Ik heb geen idee, kind, maar ik denk dat de herder het
voorlopig wel zo zal laten zitten, want hij herkend ons tenminste wel’.
‘Nou mamma’, zei Samira toen, ‘ik hoop dat we nog veel
avontuur zullen beleven met z’n allen’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten