Op een dag toen Sam lekker aan het grazen was in een fijne
wei met allerhande grasjes en kruiden schrok ze van iets donkers vlak boven
haar. De zon was even weg en ineens liep er vlak naast haar iets groots en
grijs op twee poten en met een hele lange snavel. De grote vogel was een blauwe
reiger en hij bleef doodstil vlak bij Sam staan.
‘Hallo,’ zei Samira, ‘wat ben je aan het doen?’
‘Ik sta,’ zei de vogel, ‘en ga jij nou maar lekker
doorgrazen en rennen met de andere lammetjes, want dan heb ik ook wat te vreten’.
‘O ja,’ zei Sam, ‘hoe zo?’
‘Nou als jullie met zijn allen door dat hoge gras lopen, schrikken
alle kleine dieren die diep in het gras verstopt zitten van jullie. Ze gaan daarvan
lopen en dan heb ik weer een lekker hapje te eten. Nu hoef ik niet zo lang te
wachten tot er wat voorbij komt. Jullie jagen het eten bijna mijn bek in, maar
hup lopen jullie anders moet ik te lang wachten op mijn ontbijt’.
En daar ging Samira, spelend met haar vriendjes door de wei.
En de blauwe reiger, die at zijn buikje rond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten